Episode 3
Gerrit kwam effe tekort - Nico ter Linden
"Gerrit is dood. Gerrit Staneke. Hij kwam effe tekort - zoals ze dat zo mooi en mild in Noord-Holland zeggen - maar hij heeft wat van zijn leven gemaakt en Amsterdam is echt een stukje armer nu hij er niet meer is.
Hij woonde in de Westerstraat, vlakbij de Noorderkerk, maar hij kwam altijd in de Wester. Niet alleen zondags, iedere dag. Met knipsels, scheursels eigenlijk, uit ik weet niet hoeveel kranten. Over de kerk, de Bijbel, alles wat maar met geloof te maken had en waarvan hij vond dat wij het moesten weten. Het zat in een mapje van karton, achter in zijn fietstas.
Hij had net zo'n mapje voor het gerechtsgebouw. Daar fietste hij ook altijd even langs. Met rechtbankverslagen, alles over de misdaad, boeven en advocaten. Daarna ging hij naar het Oudekerksplein. Briefjes rondbrengen en boodschappen doen voor de hoeren. Hij kende ze allemaal en zij hem. Hij zorgde goed voor ze. 'Het zijn ook mensen', zei hij, en met trouw en toewijding was hij hun dienaar. Als hij eens een lekke band kreeg, ging hij naar het bureau Warmoesstraat. Daar was altijd wel een agent die zijn band wou plakken.
Soms kwam iemand de familie waarschuwen. Dat ze Gerrit het ene bordeel na het andere binnen hadden zien gaan. 'Wat doet-ie daar?' 'Boodschappen doen en briefjes rondbrengen,' zeiden ze dan. Eraan toevoegend: 'Maar wat deed jij daar?' Je kwam hem overal tegen, op zijn hoge zwarte schoenen, krom als een hoepel, handen op de rug en met een sloffend been. Weerloos maar ook ontwapenend.
's Zondags zat hij in de kerk. En bij de Bachcantates. Hij hield erg van Aafje Heynis* en was verdrietig dat zij niet meer zong. Hij zat altijd in de hoge bank, links van de kansel. Zo'n bank waarin vroeger de Amsterdamse patriciërs zaten.
Ik zie hem er nog uitklauteren op een keer, om de koningin een handje te gaan geven. Vond hij heel gewoon, zei hij later, je moet zo iemand toch netjes een gedag zeggen. Na de bevrijding had hij Churchill op de Dam ook even een handje gegeven. 'Hé Gerrit, hoor jij bij de genodigden?', had een agent geroepen, toen hij over het hekje was geklommen. 'Ja', zei Gerrit. 'O, dan is het goed', had de agent gezegd.
De laatste tijd kerkte hij in de Noorder. Hij kon niet meer zo'n eind lopen. 'Allemaal hele nette, orthodoxe mensen. Ze zingen nooit versjes, alleen psalmen. Niet zoals in de Wester. Jij bent meer voor de arbeiders. Maar ze zijn er óók aardig en het geeft niet waar je bidt, toch?'
Ik heb Gerrit nog een keer opgezocht in het ziekenhuis. Hij was niet op z'n kamer, zat in de recreatiezaal, helemaal aan het eind van de gang. Gerrit moest even huilen toen hij mij zag. 'Ik zal je m'n kamer laten zien', zei hij. We liepen de gang in, maar bij de eerste deur sloeg hij rechtsaf. 'Jongens', riep hij en hij probeerde zijn grote hoofd zo hoog mogelijk op te tillen, 'dit is dominee Ter Linden van de Westerkerk, en die komt voor mij.' En zo verder tot het einde van de gang.
Ik liep wat verloren en verlegen achter hem aan, wist niet hoe ik kijken moest, wilde hem vragen verder maar gewoon door te lopen. Zijn stralende gezicht weerhield me, hij voelde zich echt uitverkoren en ik was blij dát hij dat zo voelde, want hij is een uitverkorene. Ook Gerrit hoort bij de genodigden.
Op de begrafenis heb ik gezegd, dat ik zomaar dacht dat Onze Lieve Heer Gerrit hierboven stond op te wachten en tegen de engelen zei: 'Doe maar gauw open, dit is Gerrit Staneke uit Amsterdam, en die komt voor mij.'"